Steeds als ik erlangs loop komt de ergernis. Dat moet ik niet toelaten; ik ben zen genoeg om dat te snappen.
Onze flat staat in een buitenwijk van Amsterdam. Hij is zestig jaar geleden gebouwd, kort na mijn geboortejaar. Links en rechts van het gebouw lopen twee brede, rafelige sloten. Die strekken zich uit langs nog zes andere flats, identiek aan de onze. Ze zijn parallel aan elkaar neergezet, over een afstand van circa zevenhonderd meter. Ertussen liggen speelplekken, parkeerplaatsen en forse plantsoenen met veel flinke, volwassen bomen.
De walkanten van de sloten zijn dicht begroeid met riet en ruige planten. Op de oevers staan populieren, iepen, treurwilgen en espen. Van die laatste ratelen de bladeren bij het minste zuchtje wind. Het kruid tussen de bomen staat in het voorjaar en in de zomer hoog. Het bloeit geel, wit, rood en paars. En het ruikt naar de zuurtjes waar ik als kind op sabbelde als we lange autoritten maakten.
Lees verder →